In de praktijk is het direct herstellen zeer lastig en zeer kostbaar. Daarom wordt er vaak een servicecontract aangeboden. Dit is de praktische invulling om een zo goed mogelijk functioneren gedurende een zo lang mogelijke periode te garanderen. Vooral het preventieve karakter van het onderhoud, zorgt ervoor dat de kans dat de opslagvoorziening onder een acceptabel veiligheidsniveau komt zo klein mogelijk gehouden wordt.
Een servicecontract voorziet ook in de indirecte wetgeving. Neem bijvoorbeeld de zorgplicht van de werkgever: de werkgever verplicht om de veiligheid en gezondheid van zijn werknemer te beschermen. Een onderdeel van deze zorgplicht is het op orde hebben van de beschermende maatregelen, zoals een PGS 15-opslag.
Een servicecontract kan ook geëist worden door een verzekeraar, of korting opleveren op de verzekeringspremie.
Helaas is het handhaven van dit soort wetgeving een stuk ingewikkelder. Het wordt steekproefsgewijs gecontroleerd, maar komt pas (achteraf) bij rechtszaken aan het licht. Bijvoorbeeld, een verzekering wil de schade bij brand niet vergoeden, omdat de werkgever nalatig is geweest in het onderhoud. Of een eigenaar wordt nalatigheid verweten, omdat de gevaarlijke stoffen niet aantoonbaar waren opgeslagen volgens de richtlijnen. Op het moment dat een werkgever dan niet aannemelijk kan maken dat er regelmatig inspectie en onderhoud heeft plaatsgevonden, zal dat niet in zijn voordeel werken.